deken

deken

Blanket.

Here, 'deken' refers to a blanket, serving as an object used for warmth.

Ik heb een warme deken nodig omdat het koud is.

I need a warm blanket because it's cold.

In this context, 'deken' refers to a church official, specifically a dean.

De deken in de kathedraal gaf een inspirerende toespraak.

The dean in the cathedral gave an inspiring speech.

This usage of 'deken' refers to a covering or lid used for protective purposes, different from a blanket.

We hebben een houten deken over het raam geplaatst voor veiligheid.

We placed a wooden covering over the window for safety.