boertje

boertje

A diminutive form of "boer," meaning "little farmer" or "burp" in Dutch, depending on context.

In this sentence, 'boertje' is used affectionately to refer to a farmer.

Het boertje zat op zijn tractor en reed over het veld.

The farmer sat on his tractor and drove across the field.

Here, 'boertje' refers to a small burp in a diminutive and casual way.

Na veel plezierig eten hoorde iedereen een klein boertje.

After much enjoyable eating, everyone heard a small burp.

In this context, 'boertje' is used to describe a farmer in the role-play scenario.

De kinderen maakten een spel waarbij één speelde als het boertje dat kaas verkocht.

The children made a game where one acted as the little farmer selling cheese.